'Ik had geen moeite met schrijven, maar was wel blij met de typemachine'

‘Ik had geen moeite met schrijven, maar was wel blij met de typemachine’

We worden met een kopje thee ontvangen bij Willem Wind (1932) en zijn vrouw thuis. Meteen valt het ons op dat hij een verwoed verzamelaar is van antieke koffiekopjes. Twee wanden worden volledig beslagen door vitrinekasten vol met koffieservies. Maar hier houdt de verzamelwoede niet op; sigarenbandjes (maarliefst 135.000 stuks!), suikerzakjes (30.000 stuks) en postzegels (tussen de 5000 en 10.000) behoren ook tot zijn collectie. Een archief zou je het misschien beter kunnen noemen. En dan is de link met Willems beroep snel gelegd: voor zijn pensioen was hij journalist.

Hij is min of meer in het beroep gerold. Willem interesseerde zich voor sport en ging voetbaluitslagen verzamelen. De krant had hier wel belang bij en zo verdiende hij een aardig zakcentje bij. Op een gegeven moment kwam hij in contact met een sigarenhandelaar die – om klanten te lokken – voetbaluitslagen in z’n etalage hing. Een samenwerking was het logische gevolg. Ze wisselden uitslagen uit en zo hadden beide partijen voortaan dubbel zoveel.

Willem kwam in 1961 terecht bij de Dedemsvaartse Courant, waar hij redacteur werd. ‘Toen ik bij de Dedemsvaartse kwam, was er geen schrijfmachine voor mij, er was geen tafel, geen stoel, geen pen en papier. Het kantoor was van iemand anders die eigenlijk geen tijd had om zich daar om te bekommeren. Ik werd aan het werk gezet in een klein kantoortje waar een schrijfmachine en stencilmachine stonden.’

Het werd vaak nachtwerk. Willem bezocht geregeld vergaderingen, met een notitieblok op zak. Een memorecorder had hij niet. Via de telefoonlijn stuurde hij dan – eenmaal thuisgekomen – zijn verslagen van z’n eigen computer naar die bij de Zwolse Courant. De telefoonaansluiting moest in het juiste stopcontact, en met een druk op de knop werden de verslagen dan naar de hoofdcomputer bij de krant gestuurd. Helaas ging dit niet altijd even vlekkeloos. ‘Het is tientallen keren gebeurd dat ik een oudere vrouw uit bed heb gebeld. De telefoon ging dan over bij haar in plaats van bij de Zwolse Courant. En ze riep maar: ‘Hallo, zég dan wat, zeg dan wie u bent en wat u wilt.’ Maar ik kon niks zeggen. Die storing in de telefoonverbinding heeft ervoor gezorgd dat veel van mijn kopij verloren is gegaan.’ Niet alleen Willem werd hier de dupe van. Later bleek dat de kopij van collega’s ook lang niet altijd aankwam. Er is toen afgesproken om voortaan met ontvangstbevestigingen te werken.

In de tijd dat kopij nog niet via de computer gestuurd werd, ging het met de bus. De Drentse VervoersMaatschappij nam de zogenaamde ‘persbrieven’ mee en de chauffeur deed die op de plaats van bestemming in een speciale brievenbus, waar het door iemand van de krant werd opgehaald. Het probleem was echter wel, dat dat traject door twee verschillende bussen gereden werd. De persbrieven moesten als het ware ‘overstappen’. Soms ging dit fout als de bussen niet goed op schema reden. Dan bleef de kopij in de eerste bus en kwam uiteindelijk wel waar ‘ie wezen moest, maar met gigantische vertraging. Een enkele keer kon die kopij dan niet meer geplaatst worden. ‘Ik heb ook nog een tijdje mijn kopij zelf naar het DVM-kantoor gebracht. Ik had de sleutel en kon er naar binnen wanneer ik wilde. Maar wat ik niet wist, was dat ze een alarm gekregen hadden. Ik kwam daar op een nacht en zag boven de deur wel een rood lichtje branden, maar wist ik veel. De politie is nachten op pad geweest om een inbreker op te sporen die er nooit is geweest.’

Tijdens zijn loopbaan als journalist heeft Willem een klein stukje geschiedenis meegemaakt. Werden artikelen in de beginjaren nog met de hand geschreven, rond 1963 werd er overgegaan op de schrijfmachine. ‘Ik had geen moeite met schrijven, maar ik was wel blij met de typemachine. Dat ging toch een aanzienlijk stuk sneller.’ Toen Willem 55 was, werd deze echter aan de kant gezet voor de computer. Tegen deze ontwikkeling zag hij erg op, want het is niet niks om op die leeftijd nog met een geheel nieuw apparaat te moeten leren werken. Achteraf viel het hem wel mee. Hij kon de computer gebruiken voor tekstverwerken en archiveren. Een ander voordeel van deze moderne techniek is, dat je exact weet hoeveel regels je stukje is. Voorheen moest je maar inschatten of je niet teveel of te weinig kopij had. En was de krant vol, dan was ‘ie vol. Soms werden overgebleven artikelen nog in de krant van de volgende dag gepubliceerd. Een totaal achterhaalde situatie. Daarnaast gebruikt Willem de computer voor één van zijn hobby’s. Hij houdt een complete administratie bij van de nog in zijn collectie ontbrekende sigarenbandjes. Een ander verhaal is het zetproces van de krant. Willem heeft alleen de ‘ouderwetse’ manier meegemaakt, ook wel ‘warme’ krant genoemd. De kopij werd in lood gezet. Dit was een relatief tijdrovend proces. Alle tekst werd door een typiste ingetikt, het zetten van de koppen was handwerk. De ‘koude’ krant, het zetproces zoals dat tegenwoordig gaat, is dan toch stukken efficiënter.

Behalve de techniek is ook de journalistiek in de loop der jaren veranderd. Wat vindt Willem van de huidige journalistiek? ‘Ik mag de Volkskrant graag lezen. Daar staat veel in over reizen en landen en dat interesseert me bovenmatig. De manier van schrijven spreekt me ook aan, de Volkskrant spreekt mijn taal. Het sportkatern sla ik tegenwoordig over, dat is alleen nog maar oeverloos geleuter over wat Jantje en wat Pietje van de wedstrijd vond. Hoe een doelpunt tot stand gekomen is, vind ik er niet meer in terug. En daar gaat het toch eigenlijk juist om?’ Aan de Telegraaf wil Willem liever geen woorden vuil maken. ‘Die liegt zo ongelooflijk. En een gegronde mening kan ik je daar ook niet over geven, want als ik dat ding vastpak om te lezen, moet ik mijn handen afvegen.’ Dat is dus duidelijk. Oppervlakkigheid is geen positieve ontwikkeling, maar wel de realiteit.

Na jaren van slapeloze nachten zou je denken dat Willem nu eindelijk rust heeft. Hij is met pensioen en hoeft zich niet meer druk te maken over deadlines. Zou je denken. ‘Zelfs nu nog droom ik twee keer per week dat ik nog bij de Dedemsvaartse krant werk. Ik heb ruzies die ik nooit heb gehad. Vorige week heb ik de directeur de huid helemaal vol gescholden. Dat zou ik in het echt nooit durven.’