'We hoorden alleen elkaars ademhaling'

‘We hoorden alleen elkaars ademhaling’

De twintigjarige Leonie Middendorp woont en werkt in Zwolle. Een stad die voor haar sinds september vorig jaar in een heel ander daglicht staat.

‘We werden wakker van het geschreeuw en gebons op de deur, dus ik deed het licht aan. Alles bleef donker. Dat is zo raar, dat je gewoon voor honderd procent zeker weet dat je die lamp aan hebt gedaan, terwijl je geen straaltje licht ziet. Om je bed heen zie je de rookwolken hoger en hoger komen en je weet gewoon: dit is echt niet goed. Ik heb m’n bril opgezet en ik vraag me nog steeds af hoe ik in godsnaam een broek en trui aan heb kunnen trekken. We wilden zo snel mogelijk naar buiten maar we konden de deur niet vinden. Mijn vriend en ik stonden naast elkaar, maar zagen elkaar niet. We hoorden alleen elkaars ademhaling. Via de muren hebben we op de tast de deur gevonden en op een gegeven moment voelden we dat we bij de trap waren aangekomen. Ook hier konden we geen hand voor ogen zien. Eerst voorzichtig tree voor tree naar beneden, maar uiteindelijk wil je zo snel mogelijk weg, dus dan ren je maar gewoon. Als ik val sta ik wel weer op, denk je. En dan kom je buiten, en je ziet brandweerwagens aan komen sjezen en alles wordt al afgezet met lint. We moesten in een politiebusje zitten. Ons bovenbuurmeisje kwam op blote voeten en in een T-shirt naar buiten gerend. Dan besef je wel hoe snel mensen zijn wanneer het om sensatie gaat. Binnen een mum van tijd stonden er hordes mensen vanachter de linten toe te kijken hoe ons huis in vlammen op dreigde te gaan. Terwijl je zelf hoopt dat het vooral niet sensationeler wordt. Vanuit het busje zagen we dat ze de stoep begonnen open te breken. Onder de tegels lagen de gasleidingen van de Diezerkade. Die moesten worden dichtgedraaid voordat de brandweer het aandurfde om het pand binnen te gaan. Het vuur was daarna gelukkig snel geblust en we hadden geen schade, op een zwart geworden slaapkamer na.

Ik heb een tijdje bij mijn vriend in het westen van het land gewoond, maar omdat ik in Zwolle werk, was dat toch wel lastig. Toen zijn we gaan uitkijken naar een woning in Zwolle, die we via iemand in het uitgaanscircuit vonden. Aan de Diezerkade, boven afhaalpizzeria Al Capone’s. We waren de eersten die kwamen kijken en omdat er verder nog niemand woonde, konden we het grootste appartement kiezen. Niet lang daarna raakten de andere appartementen boven de pizzeria ook bewoond. Het was een levendige boel, iedereen was druk aan het klussen. Drie weken later trokken we erin. Je kunt je wel voorstellen hoe blij we waren met ons eigen stekkie. De tweede nacht dat we daar sliepen, werden we echter midden in de nacht wakker gebeld. Er stonden brandweerauto’s voor het huis. De situatie was snel onder controle. Ons splinternieuwe appartement was gered. Smeulende sigaretten in de prullenbak zouden de brand veroorzaakt hebben, maar de politie vertrouwde het niet.

Elke twee uur reed er een politiewagen langs ons huis, dag na dag. Zo hebben ze exact twee weken gesurveilleerd, totdat hen in de nacht van 12 september iets opviel. Politieagente Natascha Koopman reed met haar mannelijke collega de gebruikelijke route over de Diezerkade. Alles leek in orde. Totdat Natascha opmerkte dat het licht normaalgesproken altijd brandde in de pizzeria. Het was er pikkedonker. Ze zijn meteen teruggereden en inderdaad, de rook kwam onder de deur door. Ze zijn als een gek bij ons gaan aanbellen, maar omdat we zelf die avond nog waren wezen stappen, dachten we dat het wel een groepje dronken jongeren zou zijn. Gelukkig had Ramona, ons buurmeisje, het gevoel dat er iets goed mis was. Een tweede brand.

De volgende ochtend stonk het ontzettend in ons appartement, maar we konden de geur niet meteen plaatsen. Er was wel rook maar geen vuur bij ons in huis geweest, dus we konden er zo weer in. Ik ben gewoon weer naar mijn werk gegaan, eigenlijk zonder er echt bij stil te staan wat er gebeurd was die nacht. Maar weinig collega’s geloofden me. Brand? Iedereen keek me heel raar aan. Er stond immers niks over in de krant. Ik moest het zelf maar verwerken.

Uit het politierapport bleek dat het vuur was aangestoken. De pizzeria liep slecht en waarschijnlijk wilde de eigenaar nog wat van de verzekering terugkrijgen. Twee liter diesel en drie opengesneden gasleidingen hadden het einde kunnen betekenen van ons mooie woonstekje, inclusief onszelf. Ons geluk was dat de dader het pand niet kende en niet wist dat er een afzuiginstallatie was, die bij teveel rookontwikkeling automatisch aan gaat. Een groot deel van het gas werd meteen afgezogen en maakte de situatie net even iets gunstiger. Ja, de hele boel had de lucht in kunnen vliegen…

Sinds de brand sta ik niet heel anders in het leven dan voorheen. Ik ben me alleen wel gaan realiseren dat het in drie seconden allemaal voorbij kan zijn. Ik doe alles wat rustiger aan nu en gun mezelf ook de tijd om leuke dingen te doen. Een lijstje met dingen die ik per se op korte termijn wil doen heb ik niet. Rennen en vliegen voor anderen of mijn carrière, dat doe ik niet meer zo gauw. Ik zeg nu ook nee tegen dingen die ik niet leuk vind, want ik wil genieten van het leven. De relatie tussen mijn vriend en mij is verbeterd, de band met familie en vrienden is sterker geworden. Die twee branden hebben behalve die zwartgeblakerde luxaflex hun sporen wel achtergelaten.’

Schoolopdracht 1e jaar journalistiek, 2002.